Een gezellige èn interessante vakantie met caravan en fiets naar de invasiestranden
en de streek van de camembert.

12 t/m 30 juni 2003 / dag 7 - 8- 9

Normandie:

 

 

woensdag 18 juni: naar Honfleur

 laatst bijgewerkt:     26-10-2017

De krant voorspelt mooi weer: om 07.30uur loopt dus de wekker af. We treffen voorbereidingen voor een mooie fietstocht langs St. Etienne-le-Thilay, St. Martin aux Chartains, Englesquiville, St. Gatier des Bois, langs Gonville en dan naar Honfleur.

Deze havenstad ligt aan de monding van de Seine en heeft vanzelfsprekend -net als zoveel andere kustplaatsen- altijd veel 'visserij-activiteit' gekend.

Ook schrijvers en musici voelden zich altijd tot deze plaats aangetrokken.  De oude binnenhaven, waar je altijd wel de weerspiegeling van de historische panden in het water kunt zien, spreekt iedere bezoeker tot de verbeelding. Bekende en minder bekende schilders en fotografen hebben hier vele tientallen beelden vereeuwigd. Wij treden vandaag in hun voetsporen.

Je kunt redelijk makkelijk net buiten het centrum de auto neerzetten: vanuit het centrum gezien 'aan de overkant van het haventje'. Dan loop je over een sluis naar de Quai de la Tour, even rechtsaf en je staat aan de rand van het voetgangersgebied. Het is hier nu nog redelijk rustig: 's morgens drijven de vissers handel drijven en maken hun boten klaar voor weer een nieuwe vangst. Aan het eind van de middag echter gaat het er heel anders aan toe: dan hebben de toeristen bezit hebben genomen van de vele terrasjes en kunnen de obers die wijn haast niet aanslepen. Wij starten in de Rue de l'Homme des Bois, een vrij smalle straat met veel antiek en kunstenaars. Op nummer 27 is aan een uitstekende balk de sculptuur van een menselijk hoofd gemaakt. Dit verwijst naar de slavenhandel, want Honfleur was eertijds een doorvoerhaven voor slaven.

 

We lopen rechtsom via een trap naar de Rue Haute en gaan dan rechtsom terug naar het Vieux Bassin. Dit is de haven die van alle foto's en schilderijen bekend is. We lopen hier een keer in de rondte, en schieten meteen een plaatje van een kennelijk Brits stel dat van een ijsje geniet. Her en der staat een amateurschilder die probeert weer op en net even andere manier al dat moois hier vast te leggen. We slaan de Rue des petites Boucheries in: ooit het domein van de slagers en nog net binnen de stadsommuring gelegen. Die verdween overigens eind 17e eeuw. Langs het Musée de la Marine -gevestigd in de oudste kerk van Honfleur -de Saint Etienne uit de 14e eeuw- lopen we terug naar de jachthaven.

Achter de Lieutenance -het gebouw van de vroegere gouverneur- zien we zwaluwnesten onder de dakrand. Het is er een komen en gaan van papa- en mama-zwaluwen, want de jonkies zijn net uit het ei. De terrassen zitten al aardig vol, want het is lunchtijd. Wij hebben -lekker Hollands- het lunchzakje bij ons en laten ons het broodje goed smaken. Een wit wijntje erbij -dat hier inmiddels rijkelijk vloeit- mogen we toch niet: we moeten straks nog rijden. We lopen door naar de Vieux-Marché, waar vele oude huizen staan. Het meest opvallende is echter de Eglise Ste Cathérine, die midden op het plein staat. Dit is een van de spaarzaam bewaard gebleven houten gebouwen; alleen de fundering is van steen. Het is altijd een raadsel geweest waarom voor hout is gekozen, maar de meest logische verklaring is dat het geld nodig was voor de bouw voor de stadsmuren. Ook binnen toont deze kerk heel anders dan we gewend zijn, met zijn grote, kleurrijke banieren. Zelfs de enorme klokkenstoel bij de kerk is geheel van hout. We lopen terug richting visserijhaven en komen dan langs de Sint-Leonarduskerk. Bon! Al sinds de 12e eeuw staat hier een kerk van deze naam, maar die sneuvelde in de Honderdjarige Oorlog. Daarna is er een nieuw exemplaar gekomen, dat bekend staat om zijn portaal met vlam-gotiek.

 
[file:///E:/Website/Moustache-nu/photogallery/photo00000753/real.htm]

We lopen ruim anderhalf uur dit dit pittoreske toeristenstadje, leggen het nodige vast op foto's en gaan dan op weg terug.

We rijden nu richting Caen en daarvoor nemen we een route die parallel langs de kust gaat. Als eerste bereiken we Villerville, waar de 'vissers' bij eb langs het strand zoeken naar mosselen. Het is een rustig dorp: het lijkt wel alsof de toeristenstroom hier altijd aan voorbij is gegaan. Ook hier weer enkele vakwerkhuizen: een bouwstijl die lange tijd verfoeid werd, maar die nu weer helemaal 'in' schijnt te zijn. Er zijn zelfs huiseigenaren die een nieuw 'oud front' tegen hun voorgevel laten plaatsen.

We rijden door naar het dubbelstadje Trouville/Daeville. Twee heel verschillende plaatsen: Trouville is vooral gemoedelijk, terwijl Deauville -aan de overkant van de rivier Touques- veel meer dédain heeft.

Het blijkt duidelijk dat Trouville een haven heeft, want we zien al heel snel een gespecialiseerde viswinkel. Er is een levendige handel. De visserij is altijd al een belangrijke bron van bestaan geweest. De overdekte vismarkt, gebouwd in 1936, was van groot belang voor de regio, tot het gebouw in september 2006 na kortsluiting volledig uitbrandde.

Speciaal ten behoeve van het toerisme uit het Verenigd Koninkrijk werd, een inmiddels verdwenen, pier aangelegd waar schepen uit Le Havre konden aanleggen.

Het centrum van Trouville doet gezellig aan en we kunnen ons goed voorstellen dat de Engelsen hier graag voor een of meerdere dagen komen. Er staan heel mooie panden en de straatjes zijn smal, maar heel gezellig. Het dorpsplein is omzoomd door terrassen en gezien het uur van de dag is het hier flink druk. Bovendien: de zon schijnt, dus er heerst een aangename sfeer.

Deauville heeft een langgerekt breed zandstrand meteen achter de zeewering. Er wordt hier een soort “wall of fame” gevormd door alle bekende Amerikaanse TV-sterren die hun eigen hekje voor de kleedhokjes hebben. Net als in bijna alle kustplaatsen kun je ook in Deauville naar het Casino. Verder heeft de stad weinig zaken die het vermelden waard zijn.

Dus stappen wij weer op en rijden terug naar de camping. Het is nog steeds mooi weer, dus verheugen we ons al op een gezellige zomeravond.

 
   

                       

 

donderdag 19 juni:   een dagje op de camping

Loes slaapt uit. Om tien voor half tien -'t is ongehoord- zet ze haar benen buiten bed. Tsja, dat heb je als je op vakantie bent. Ondanks eerdere plannen besluiten we - we zijn gewoon lekker bij de tent aan het rommelen - om niet naar Lisieux te gaan. Bovendien: er moet eerst een band van de fiets van Léon worden geplakt. Die staat er aardig plat bij.  

Nadere inspectie leert dat er een flinke doorn in zit: twee centimeter lang, aan de ene kant de band in en aan de zijkant er weer uit! Na de onvolprezen plakker van meer Simson wordt er aan het plakboek gewerkt en Loes zit heerlijk ontspannen te lezen.

Tijd voor de Franse lunch en dan nog even dat heerlijke vakantiegevoel over je heen laten komen.

Aan het eind van de middag begint het af en toe te betrekken, maar Loes boft en kan droog haar fietstochtje naar de supermarché maken. Tenslotte moet ze haar dagelijkse dosis pedalisme nog innemen. Ook na het avondmaal vermaken we ons prima en tegen elven gaat het licht uit. 

 
Caen

vrijdag 20 juni:   op weg naar Caen

Als Léon 's morgens vers brood wil halen, blijkt hij weer een platte te hebben. Dus speelt Loes voor koerier en gaat de band weer door het teiltje water. Niets te vinden. Plakker nog goed, dus ten einde raad alles maar weer in elkaar gezet. Om kwart over elf vertrekken we richting Caen.

De stad is eigenlijk ontstaan als 'huwelijksgeschenk'. Willem de Veroveraar wilde in het huwelijk treden met zijn nicht Mathilde, maar de kerk vond dat niet zo'n goed plan. Bij wijze van genoegdoening liet hij twee kloosters bouwen ten oosten en ten westen van zijn kasteel: Abbaye-aux-Hommes en Abbaye-aux-Dames. Rondom deze beide kloosters is de stad gegroeid.

Een bezoek aan de stad is heel eenvoudig. Centraal ligt het kasteel, met daarin twee musea. Op dezelfde as heb je de twee abdijen. Het meest indrukwekkend is de Abbaye-aux-Hommes, waar Willem in een praalgraf ligt. Mathildes graftombe -soort bij soort- is te vinden in Abbaye-aux-Dames. In de kloostergebouwen zelf zijn officiële diensten ondergebracht van stad en departement. De kerken zijn een bezoek meer dan waard.

 

De kloosterkerk van Saint Etienne wordt door velen omschreven als een hoogtepunt in de romaanse bouwkunst. We lopen de kerk in en daar vinden we een korte expositie van de verschillende bouwstijlen, en hun meest opvallende kenmerken. Heel leerzaam.

Weer buiten lopen we naar de Place de la Republique, waar enkele bekende restaurants staan, zoals het Chantegrill en Le Grand Café. Naar verluidt hebben beide een geweldig gerecht met pens, maar dat slaan we op dit uur van de dag maar af ;-)) Hier staat ook een mooi hotel: Royal. In de naastgelegen wijk zien we veel leuke oude pandjes en restaurantjes, dankzij het feit dat le Vaugeux bij de bombardementen gespaard is gebleven.

  [photogallery/photo00019072/real.htm]

Dat geldt zeker niet voor veel andere wijken: bijna tweederde van de stad is in de oorlog werkelijk platgegooid. Caen is een stad die heel lang heeft moeten wachten op de bevrijding door de Canadezen: pas een jaar na de landing was Caen een vrije stad! Vooral het zuid-oostelijk deel van de stad dateert van na de oorlog, maar gelukkig zijn er nog vele mooie plekjes en straatjes die, net als in Rouen, tot de verbeelding spreken. Het is dan ook de hoofdstad van Basse-Normandie. Het is nu ook een levendige studentenstad en zeer belangrijk als cultureel centrum.

De oorlogsgeschiedenis is te 'beleven' in het Memorial de Normandie, een eigentijds, interactief museum.

Helaas hebben we geen tijd om naar het Postmuseum te gaan -bovendien is natuurlijk alles in het Frans- maar het museum moet volgens zeggen een goed beeld geven van de ontwikkeling van postbezorging in Frankrijk.

 

Gelukkig hadden we in de reisgids al gelezen dat de binnenhof van het toeristenbureau de moeite van het bekijken waard is, dus daar lopen we -via wat historische straatjes- naar toe. Inderdaad: heel mooi om te zien.

 

Het vervoer in Caen is van een bijzondere soort: het is een tram, met middengeleiderail en banden. Dat lijkt dus erg op het systeem dat ze in Nantes gebruiken.

naar dag 10-11-12