laatst bijgewerkt: 29-08-2019
|
|
via Lake Cowichan naar Port Albernidonderdag 6 september: gereden: 242 km |
|||
|
We verlaten Victoria en gaan Vancouver Island verder verkennen. Camping Fort Victoria ligt nagenoeg tegen highway 1 aan, dus daar zitten we snel op. We volgen deze snelle route echter niet zo heel lang, want we willen binnendoor mooie dingen zien. Er gaat een toeristische route onderlangs Lake Cowichan en dan langs de oostzijde. Het begint al erg leuk: slingeren, heerlijk rustig. Na een kwartiertje zien we een bord. Wegomlegging voor voertuigen hoger dan 2m34. Daar vallen wij ook net onder, hoewel het maar zes centimeter scheelt. Maar toch. We gaan dus linksom -westelijk- van het meer en ook dat is een mooi traject. Het leefgebied van de Cowichan First Nations
Dit is oorspronkelijk het gebied van de Cowichan First Nations,
die ook nu nog in omliggende plaatsen handgemaakte artikelen verkopen. Voor
een lekkere warme trui bijvoorbeeld kun je bij hen goed terecht. De meeste
stadjes die hier werden gebouwd, danken hun bestaan aan de houtindustrie.
Tegenwoordig is er veel wijnbouw en kun je wijnen proeven. Helaas: alcohol
en verkeer gaan niet samen. We stoppen onderweg nog een keer om foto's te nemen van het meer en verbazen ons er over dat mensen in deze stilte aan het water willen leven. |
|
|
Dan komen we aan het 'einde'' van de omleiding en worden we door wegwerkers met de inmiddels bekende borden 'Stop' en 'Slow' weer richting Duncan geleid. Deze stad van de totempalen is ons volgende doel, maar eerst komen we Whippletree tegen. Dit is een historische site, zo vertellen ons de borden. |
|||
Whippletree is een verzameling oude gebouwen, die van de ondergang zijn gered. Nu trekken ze er toeristen. |
Oude, markante panden die van de ondergang zijn gered, zijn hier samengebracht. De gevels langs de snelweg doen wat rommelig aan, maar erachter ligt een leuk dorpspleintje, compleet met Town Hall, sierfontein en wat oude winkeltjes. Er is een restaurantje, een leuke giftshop en een winkeltje waar ze speciale chocola met verschillende smaakjes verkopen. Wij gaan voor hazelnoot. |
||
We kijken natuurlijk ook nog even of er uiltjes in de collectie zitten, maar dat is niet het geval. Volgende keer beter. |
|||
Het volgende doel is Duncan de stad van de totempalen. We stoppen bij het info-center voor de nodige folders en doen meteen ernaast bij de super de boodschappen. De camper blijft hier even staan en wij doen een rondje door het stadje. Het station doet nu dienst als museum, waar je alles te weten komt over de Quw'utsun, de First Nations die hier leefden, lang voordat het een vrij afgelegen stop werd voor de treinen die 'logs' gingen vervoeren: de boomstammen voor de houtindustrie. |
Er staan door het hele centrum heen zo'n tachtig totempalen, waarvan enkele zeer oude. Om achter de betekenis van alle afbeeldingen op een paal te komen, zou je een boekwerkje met verklaringen moeten gebruiken. Ons zegt het namelijk nu niet zo heel veel. De palen zijn er echter niet minder mooi om. Een ander foto-geniek object is 's werelds grootste hockey-stick. Dat lezen we pas achteraf, dus daar hebben we geen foto van gemaakt. |
||
We gaan verder richting Nanaimo, maar blijven niet de Highway 1 volgen: we nemen de meer toeristische 'oude weg', nummer 19A. Als we Nanaimo voorbij zijn, langs Parksville zijn gereden en de west-Island Highway volgen -langs het water tussen het eiland en het vaste land- merken we na drie kwartier, bij Dashwood, dat dit echt niet goed gaat. We vragen het even en blijken inderdaad iets gemist te hebben. We krijgen een verbindingsroute vanaf Qualicum Beach naar Highway 4 aangewezen, maar moeten dan wel 15 km omrijden. |
|||
Arrowvale Riverside: een gemoedelijke campingWe komen nu in een zeer afwisselende omgeving, met veel rotsen, weghellingen van gematigd tot pittig over en slingerend traject en vooral forse naaldbomen. We zijn nu namelijk in de buurt van MacMillan Provincial park, waar de oudste en grootste Douglas sparren van Vancouver Island staan. De Cathedral Grove laten we echter voor wat het is: over drie dagen zijn we hier weer. Even voor zessen komt Port Alberni in zicht en we doen nog een poging de kaartjes op te halen voor de boottocht van morgen. Het kantoor blijkt echter vanaf vijf uur gesloten. Dan toch maar vroeg in de ochtend zorgen dat we aanwezig zijn. De weg naar camping Arrowvale Riverside -aan de Hector Road- is niet moeilijk te vinden. Hij staat niet in de Lonely, maar we hebben hem ontdekt op een van de folders die we in Duncan kregen. De camping doet ons erg 'Australisch' aan: een golvend terrein, verdeeld over drie hoogte-niveaus en gemoedelijk van opzet. Er zijn ruime standplaatsen met aardig wat privacy en het geheel is zeker niet 'overgeorganiseerd'. Dat blijkt ook als we ons willen aanmelden. Er staat een bord: ''Ben even weg; om acht uur terug. Zoek een site en we spreken elkaar later!' |
Kijk, dat zijn de campings waar we van houden. Het blijkt een 'familiaire camping', gedreven door een gezin dat houdt van het buitenleven. Ze nemen het allemaal nogal makkelijk, maar je wordt wel verzocht vanaf tien uur de stilte in acht te nemen.
We zoeken op niveau B -één lager dan het hoofdgebouw- een leuke standplaats, koppelen aan en proosten op weer een mooie vakantiedag. Een uurtje later staat er -dank, Loes!- weer een voortreffelijke maaltijd op tafel en daarna doen we een nieuwe poging om ons te registreren. Ook de derde keer mislukt dit, dus besluiten we een boodschap achter te laten dat we morgen vroeg met de Lady Rose uitvaren en 's avonds zullen terugkomen. |