vakantie van 5 november t/m 17 december 2005 |
Geelong - Apollo Bay donderdag 24 november
Great Ocean Road gereden: 162 km.
We gaan op zoek naar het Bimbi Park.
|
Geelong - Torquay - Great Ocean Road - Anglesea - Lorne - Kenneth River - Apollo Bay- Cape OtwayGeelong -een stad met zo'n 150.000 inwoners- heeft een erg mooi en interessant wolmuseum, gevestigd in een historisch wolpakhuis uit 1872. Hier vertellen ze je alles over de schapenfokkers en velen noemen dit het mooiste museum van Australië, maar Loes is niet zo van het breien. Wij laten het dus voor wat het is. Erskine watervalWe verlaten nu de Princess Highway en komen bij Torquay weer bij de kust. Dit stadje wil zich graag profileren als moderne surfbeachplaats, dus daar maken ze dan ook veel werk van. Bij een van de toegangen naar het strand is het nu nog een puinhoop, maar volgens de borden belooft het iets mooi te worden. Ook alle info-borden langs de wegen getuigen van een moderne, vlotte aanpak. Torquay is de toegangspoort van de Great Ocean Road, een werkelijk schitterende route langs de zuidkust van Victoria. De weg is direct na 1918 'met de hand' aangelegd, als werkgelegenheidsproject voor teruggekeerde soldaten uit de eerste wereldoorlog. Die zullen het best geregeld flink zwaar hebben gehad -gezien ook de stukken die uit de rotsen zijn gehakt- maar een eeuw later hebben er nog vele tienduizenden mensen profijt van. We rijden langs Anglesea, een stadje met uitgestrekte zandstranden, en dan door naar de grootste badplaats van Victoria: Lorne. Hier halen we informatie op over de route naar de Erskine Road, die naar de gelijknamige waterval leidt. Vanaf de parkeerplaats lopen we de 250 treden (carefull: steep) naar beneden. De val is niet erg groot -we zijn verwend met de Agua Azul-vallen uit Mexico- maar het stelt meer voor dan die van eergisteren. Een tiental kilometers verderop maken we nog een wandeling naar de ..val, maar dat blijkt dus echt een kleintje te zijn. We gaan door naar Apollo Bay, ook al weer over sterk slingerende en stijgende weggedeeltes, waar geregeld borden staan dat dit een hoog risicogebied is voor motorrijders. Dat blijkt, want even later horen we sirenes achter ons, kunnen precies een uitwijkhaven inschieten om ruim baan te maken- en een stuk verderop blijkt de ambulance te zijn gestopt bij een groepje van drie motorrijders. Die staan wel op een uitwijkhaven, dus het is niet duidelijk wat er aan de hand is, maar de ziekenbroeders zullen ongetwijfeld niet zonder reden zijn opgeroepen. Wandelen door het regenwoud in Maits Rest
Daarna zakken we af naar het zuiden, richting Cape Otway, bekend om zijn vuurtoren. Even ervoor ligt, in het natuurpark Bimbi Park. Een camping met een rijk dierenleven en dat blijkt meteen als we de auto nog maar net hebben neergezet.
|
Natuur- en wandeldag vrijdag 25 november
Cape Otways National Park is een vrijwel onaangeroerd natuurgebied.
|
Cape Otways We slapen uit: zonder wekker is het tegen negenen als we bij de mensen komen. De buurtent blijkt dan al weg. Ook de bouwvakkers zijn al aan de slag en Frank timmert met een maat aan een nieuwe 'bungalow': alles in de wat ruige stijl van deze camping. We gaan eerst naar de 'Bird observation trail', maar de vogels blijken gevlogen. Er staat weliswaar een mooie kijkhut, maar ze laten zich niet zien. Op de terugweg zitten er in het struikgewas nog wel een paar kleine, kwetterende vogeltjes, maar die zijn te snel om zich op deze afstand vast te laten leggen. Dus lopen we naar het begin van de trail, naar Station Beach, die ons met zo'n 40 minuten naar het strand leidt. We wringen ons af en toe tussen paaltjes door -die bedoeld zijn om paarden tegen te houden- en gaan duin op en af. Dan zien we inderdaad de door Frank aangekondigde molen, die duinwater oppompt en waar je je fles kunt vullen. Even verder komt een splitsing, waar je kunt kiezen voor de weg naar de vuurtoren of nar het strand. Wij nemen die laatste en belanden zo op een pad van twee naast elkaar gelegde planken, dat naar zee leidt. Opkomende vloed belet ons door te gaanStevige tippel, maar zand en vooral golven zijn erg mooi. Van hieruit moeten we naar de Rainbow Falls kunnen komen, over het strand. We houden de vloedlijn zoveel mogelijk aan, tot Loes zich verrekent en met twee benen enkelhoog in het zeewater staat. Jammer dat de camera net niet gebruiksklaar is, want de eerste reactie is natuurlijk: lachen. Een eind verderop zien we inderdaad vanaf de bergwand wat water naar beneden stromen: dit moet dus de 'waterval' zijn. Vervolgens krijgen dan een heel rotsachtige kuststrook, zonder zand. Het water begint hier al aardig op te komen en af en toe moeten we wachten tot we op een volgend blok kunnen stappen. Het is hier echt ruig, maar mooi. Als we eenmaal -met veel moeite- de hoek om zijn van een vooruitstekend del, wordt duidelijk dat we hier niet verder kunnen. Het kaartje bekijkend blijkt, dat we terug hadden gemoeten naar de plek waar we het strand op kwamen. We doen nog een poging verderop langs de rotswand te gaan, klimmen zelfs zo'n twintig meter werkelijk voetje voor voetje omhoog in een poging op die manier over de berg te raken, maar zien al snel in dat er maar één oplossing is: drie kwartier terug. We voelen nu helemaal aan hoe het geweest moet zijn om hier 'shipwrecked' te zijn: aanspoelen aan land, meestal zonder water of voedsel, en dan proberen je weg te zoeken door het duin-/rots-/berggebied langs deze kust. Terwijl je niet weet wat er achter ligt, noch of er eventuele gevaren van inboorlingen dreigen. Puffend zoeken we de duinopgang
Weer zoeken we onze weg over de rotsblokken en gelukkig is
het nu afnemend tij, dus hebben we minder last van plotseling doorschietende
golven. EN HET IS HEET!!! Erger nog: ons hoofd en armen zitten vol vliegen.
TIENTALLEN. Loes wappert met het handdoekje om nog een beetje vrij te kunnen
ademen en ik ben gelukkig zo slim geweest om het vliegennetje vast mee te
nemen. Ziet er niet uit, maar helpt wel. Je moet alleen leren niet te
reageren op het constante gezoem om je hoofd. Uitgeteld ploffen we in het zand
We nemen het
pad van vanochtend terug naar Bimbipark: dat is bekend en kostte ons 40
minuten. Onderweg raken we flink uitgeput -we lopen al meer dan drie uur- en
laten ons uitgeteld in de schaduw van een paar struiken vallen om een
kwartiertje te rusten. |
Apollo Bay - Port Fairy zaterdag 26 november gereden: 187 km.
De golven die onophoudelijk tegen de kust slaan, zorgden ook voor het instorten van de London Bridge. De toeristen die zich op het verste deel bevonden, moesten er met een helicopter worden afgehaald.
De overnachting staat gepland in het Port Fairy Gardens Park
|
Cape Otway - 12 Apostelen - Port Campbell - Peterborough - Warrnambool - Portland - Port Fairy De route die we nu volgen staat bekend om zijn mooie picknick-plekken. De Otway Ranges hebben twee prachtige watervallen: de Hopetoun Falls en de Beauchamp Falls. Echter, wij gaan ze niet bekijken, want de route voor vandaag belooft nog veel andere mooie dingen. Dat vinden blijkbaar ook twee fietsers, die we -volledig bepakt en bezakt- tegenkomen. Zij gaan berg-op, dus duim omhoog! Adembenemende natuur in Campbell NPVia een knik in de weg bij Weavers Hill komen we in het gebied van Port Campbell National Park, dat een adembenemende natuur moet hebben. De rotsen staan hier tot 60 meter hoog in zee. Bij de Gibson Steps kunnen we dat zelf constateren, hoewel wij het op 30m schatten. Mooi is het wel. Via de trappen daal je af naar het strand en dan zie je pas goed hoe geweldig die rotsen boven het strand oprijzen. Even verderop staan de 12 Apostelen, hoge rotsformaties die vooral bij zonsondergang indrukwekkend schijnen te zijn, maar zo lang kunnen we niet wachten. Overigens: er zijn door het natuurgeweld nog maar zeven Apostelen die zich staande konden houden. De parkeerplaats ligt een eindje van zee af, maar het voetpad leidt je veilig onder de weg door, naar de diverse uitkijkpunten. De video geeft nu weer aan dat hij wil worden schoongemaakt, maar wat we ook proberen: we krijgen hem niet meer aan de praat. Stevig balen: vanaf hier hebben we geen opnames meer.
Adembenemende natuur in Campbell NP
We gaan door naar Port Campbell en
daarna komen we bij de London Bridge, een in zee uitstekende rots in
boogvorm, die in 1990 plotseling instortte. Even verderop zien we een plek
waar je boten te water kunt laten. Niet direct aangegeven als 'outlook',
maar wij vinden deze plek minstens zo mooi als de 12 Apostelen.
Zonsondergang bij Griffith IslandDankzij een tip van de receptioniste gaan we vroeg eten, om tegen zonsondergang bij Griffith Island te kunnen zijn. Onderweg zien we een leuk optrekje: Belfast Cottage. Te Koop. Alleen jammer dat het vliegen naar zo'n zomerhuisje zoveel (tijd) kost.... Wachten op het eiland tot de zon ondergaat, blijkt loeikoud. Gelukkig wordt het afzien eerst al met een mooie zonsondergang beloond en vervolgens komen er duizenden shearwaters aanzwermen (pijlstormvogels). Die arriveren hier jaarlijks in september vanuit de Great Pacific. Eind november, begin december legt elk stelletje één ei, dat pa de eerste 12 tot 14 dagen uitbroedt. Moedervogel heeft dan een flinke voedselvoorraad kunnen opbouwen en neemt de nesttaak over. In januari trekken ze de oceaan weer over, om volgend jaar terug te keren. Dagelijks zie je ze dan uit het westen aankomen, ze draaien een paar rondjes en schieten zo naar beneden, bij hun eigen nest. En dat in de schemer op zo'n drukbevogeld gebied: geweldig! Overigens: hier broedt de soort met 'korte staart', zijn 'broertje met lange staart' vestigde onlangs nog een lange-afstandsrecord van 64.000 kilometer. Het is nu echt pikkedonker, dus wij houden het voor gezien. Elkaar warmend en stevig doorstappend lopen we terug naar de warmte van onze KEA-camper. |
Port Fairy - Halls Gap zondag 2 7 november gereden: 183 km.
of je ontmoet een
andere oudgediende...
Twee dagen in de natuur, bij het Halls Gap Lakeside Caravanpark. Gelukkig niet het park -ook bij Halls Gap-waarover we eerder negatief in een andere web-bijdrage hadden gelezen: deze camping bevalt erg goed. |
Port Fairy - Broadwater - Hamilton - Dunkeld - langs Mafekin - Halls Gap
Daarna zetten we de auto in het centrum, dat ondanks deze zondagochtend blijkt te bruisen van de activiteit. De -meeste- winkels zijn gewoon open en er wordt druk gebruik gemaakt van de terrasjes om wat te eten of te drinken.
We steken nu door naar het noorden, de 'binnenlanden' in. Deze streek heet het 'Western district' waar als redelijk grote plaats Hamilton ligt, door de Aussies de 'Wool Capital of the World' genoemd. Vandaag hebben we nog aardig wat kilometers voor de boeg, dus we blijven er niet lang. Wel stoppen we voor de lunch en scoren we bij Coles supermarkt -een van de weinige winkels die hier geopend is- nog yoghurtdrank. Bovendien worden we allervriendelijkst geholpen bij het infocentre, een ervaring die we eigenlijk steeds bij deze instelling hebben.
Overnachten in Halls GapDe dame in kwestie laat precies zien waar we moeten zijn om te overnachten. Door richting Dunkeld, en dan verder naar Halls Gap. Dit ligt midden in het gelijknamige National Park. We rijden niet helemaal door naar dit dorp, maar blijven 'aan de rand' steken. Hier is de Hallscap Lakeside camping, bij Lake Belfield.
Natuurlijk: kangoeroes kijkenNa het eten willen we een rondje over de camping lopen, maar komen al snel terecht bij het ''gras''land ernaast. Daar blijkt een hele kudde kangoeroes aan het foerageren. We hadden al eerder gezien -er liggen bruine hoopjes die zeker weten niet van de vogels komen- dat ze ook de camping zelf bezoeken. Schuw zijn ze absoluut niet: zelfs moeders met kind in de buidel kun je tot op vier meter naderen en rustig fotograferen. Af en toe vliegen er twee elkaar in de haren en dan gaat het er stevig aan toe. |
''Rustdag'' maandag 28 november Bovenstaande term neme men niet serieus: we wandelen 2½ uur, met flinke klimpartijen en daarna dolen we nog 1½ uur rond in het Wildlife park. Maar ja: we willen wèl wat zien!
gereden: 38 km.
Het uitzicht vanaf The Pinnacle moet gigantisch zijn. Loes ziet dat met eigen ogen, maar ik ga niet zo hoog op een ver vooruitstekend rotsblok.
|
Halls Gap National Park Vandaag hebben we alle tijd om de Grampians te bezoeken. Het is hier een bonte mengeling van allerlei soorten natuurschoon, maar dan wel in een betrekkelijk ruige omgeving. Overal zie je steile bergwanden van zandsteen, die het meest westelijk deel vormen van de Great Dividing Range. Bijna alle rotsgravures en schilderingen van de aboriginals van Victoria zijn hier te vinden. Er wordt nu zelfs geprobeerd het Grampians Park zijn oorspronkelijke naam ''Gariwerd' terug te geven. Er is een rijke flora en fauna, dus dat wordt weer flink plaatjes schieten. We gaan met de camper naar het centrum van Halls Gap. Overigens een dorp van niks, want er wonen maar 129 mensen. Die vinden dus hun bestaan in de toeristen-industrie. We bezoeken dan ook eerst het infocentrum, dat zich op het hele Grampians gebied richt. Drie ansichtkaarten worden aangeschaft, om enkele 'thuisfronters' te verrassen. Er staat ook een apart cultureel centrum bij, dat alles verduidelijkt over de aboriginals uit deze streek. We vragen ook naar een internet-mogelijkheid en die blijkt te zitten in het backpackerscentrum. Bij het postkantoor halen we postzegels en scoren twee exemplaren van 'Quilten met dieren van Australië', waarin precies beschreven staat hoe je koala's, kangaroes of uilen op een kleed kunt krijgen.
Klimmen naar The PinnacleAls eerste maken we echter een wandeling vanaf de Sundial Carpark. We hebben op de camping een wandelkaart gekocht en beginnen met de wandeling -nou ja: klimtocht- naar The Pinnacle. Die staat als redelijk zwaar aangegeven en er wordt een goede conditie met stevige schoenen aangeraden. Die hebben we beide(n).
We zijn er dan echter nog lang niet, hoewel eerst een vrij vlak stuk volgt met zandpaden. Dan pas blijkt het echte werk te beginnen, zowel wat betreft de rotsen als de stijging. Overal staan rode pijltjes op de stenen geschilderd, zodat we in ieder geval weten welke kant we op moeten. Nu het klimwerk zelf nog. In een heel rustig tempo stijgen we meter voor meter. In totaal moeten we er 280 omhoog. Er zijn stukken waar je van links naar rechts moet stappen en weer terug, om de juiste route te kunnen pakken. Soms ook groeit er ineens een struik midden op het pad, zodat we er omheen moeten. Overweldigend uitzicht bij The Pinnacle
Een
paar meter lager, meer uit de wind, vinden we een prima plek om te lunchen,
wat enkele vogels met ons eens zijn: die delen mee.
Nieuw volk brengt zaadjes meeMet de kortingbon van de camping is de entree maar vijf euro en dat is ook precies voldoende. Het is er wel aardig,maar het aanbod aan dieren is niet bijster groot. Het zijn ook voornamelijk de 'autochtone' Australische dieren. Ze hebben in ieder geval flink de ruimte en de beesten die los lopen, mag je voeren met het zakje bix wat ze bij de kiosk verkopen. Pluche koala's verkopen ze er ook: we helpen de eigenaar door zijn voorraad heen voor de vier kleindochters.
Op de terugweg komen we inderdaad langs de backpackers en we
doen via het internet verslag van onze ervaringen. Helaas: er zit wel een
extra telefoon-aansluiting (zou breedband moeten zijn), maar internet
krijgen via de laptop lukt niet. |
Als 'cadeautje' vonden we ook nog een website over reizen in Australië, met vooral veel aandacht voor fotografie: een site van Joke Beers | |